Niet Willem maar James Scott, het liefdeskind van Charles II en Lucy Walter, kwam als eerste in het geweer tegen koning James. Scott landde op 11 juni 1685 met een bescheiden vloot bij Lyme Regis in het zuiden van Engeland, ongeveer tachtig kilometer ten oosten van Brixham. Zijn legertje leek in de verste verte niet op de enorme invasiemacht waarmee Willem drie jaar later aan land zou gaan. Op de keper beschouwd moest Scott na zijn landing zijn strategie nog vormgeven en zijn leger voor een groot deel ronselen.
Wie zijn afbeelding ziet, zal concluderen dat Scott, aanvankelijk James Crofts genoemd, een aantrekkelijke jongeman was. Koning Charles adoreerde en verwende zijn buitenechtelijke zoon. Toen duidelijk werd dat de koning en de koningin samen geen kinderen zouden krijgen, groeide de protestantse bastaard bij het volk uit tot de ideale troonopvolger.
James Scott werd op 9 april 1649 in Rotterdam geboren. De twee zonen van Charles I, de latere Charles II en James II, waren in 1646 Engeland ontvlucht nadat Oliver Cromwell het land in een burgeroorlog had gesleurd. In 1649 werd de monarchie op gewelddadige wijze afgeschaft - Charles I werd op een schavot voor Banqueting House onthoofd en de meedogenloze Cromwell liet zich daarna benoemen tot het nieuwe staatshoofd van het Engelse Gemenebest. Drie maanden na de executie van zijn grootvader werd James Scott geboren; zijn toekomst zag er weinig rooskleurig uit en dat hij ooit aanspraak zou kunnen maken op de troon van Engeland lag in die jaren niet voor de hand. Het was zelfs onwaarschijnlijk dat er in het republikeinse Engeland ooit weer plaats zou zijn voor de Stuarts of een koning überhaupt. Waarschijnlijker was dat Charles en James nooit zouden terugkeren naar hun vaderland en de rest van hun leven vogelvrij in Europa zouden moeten slijten.
In ballingschap hielden de twee broers er een promiscue levenswijze op na. Na enkele liaisons met edelmannen aan het hof werd Lucy Walter (of Barlow), een donkere ‘belle’ afkomstig uit Roch castle in Wales, bij een familiebezoek in Den Haag aan de jonge prins Charles voorgesteld. Hij was een jaar ouder en viel als een blok voor de verleidelijke zeventienjarige Lucy. Een aantal maanden lang trokken de tortelduiven samen op en reisden naar Saint-Germain-en-Laye. Op 9 april 1649 beviel Lucy van een gezonde zoon die zij grotendeels zelf zou moeten opvoeden.
Charles vertrok in juni 1650 naar Schotland om samen met zijn protestantse achterban aldaar in het geweer te komen tegen Cromwell en liet Lucy achter in Den Haag. Trouw bleek Lucy niet want ze papte aan met Theobald Taaffe en kreeg een dochter. Toen Charles in 1651 ternauwernood uit Schotland wist te ontsnappen en naar Frankrijk vluchtte, maakte hij Lucy duidelijk dat hij niets meer van haar moest hebben. Hij probeerde afstand te houden maar deed zijn best in contact te blijven met de inmiddels tweejarige James Scott. Lucy gebruikte de peuter om Charles te manipuleren en probeerde iedereen er van te overtuigen dat zij zich had bekeerd en op het rechte pad zou blijven. Maar het tegendeel was het geval en armlastig dook zij in januari 1655 plotseling met haar kinderen op in Keulen. Charles besloot haar een jaargeld van 415 pond te geven en om haar zo ver mogelijk van zijn hof in ballingschap weg te houden, zou deze toelage worden uitgekeerd in Antwerpen.
In de lente van dat jaar bleek Lucy zich intussen op te houden in Den Haag waar zij opnieuw probeerde aan de man te komen. Ze kreeg iets met de getrouwde Thomas Howard, een dubbelspion uit het kamp van Cromwell, waarop Charles zich genoodzaakt zag Lucy met haar twee kinderen naar Londen terug te sturen. Lucy kreeg een woning boven een kapperszaak, niet ver van Somerset House. Lang in Londen bleef ze niet. Cromwell beschuldigde haar van spionage voor de Stuarts en ze werd twee weken vastgezet en ondervraagd en daarna, met haar kinderen, terug gestuurd naar de Republiek. Van daar reisde ze naar Brussel waar ze haar buitensporige leven voortzette en de troefkaart James Scott onder haar vleugels hield. Charles probeerde zijn zoon van haar af te nemen en in maart 1658 liet hij Scott ontvoeren en onderbrengen bij een voogd in Parijs. Lucy stierf nog datzelfde jaar onder erbarmelijke omstandigheden aan de gevolgen van een geslachtsziekte.
Nadat het puriteinse regime van Cromwell kort na zijn dood ten val was gekomen, werden de Stuarts in 1660 gevraagd terug te komen naar Londen wat leidde tot de Restoratie van de monarchie van de Stuarts. In februari 1663 liet de koning zijn zoon definitief naar Londen terugbrengen en schonk hem de titels hertog van Monmouth en Buccleuch, graaf van Doncaster en Baron Scott van Tynedale. Monmouth kreeg een protestantse opvoeding en bleek een opvliegend karakter te bezitten wat hem regelmatig in problemen bracht. Een goede leerling werd hij niet, leren lezen en schrijven kostte hem moeite en voor wiskunde had hij geen talent. Militaire zaken lagen hem beter.
Monmouth bleef zijn hele jeugd volhouden dat zijn vader zich destijds in Rotterdam in het geheim met Lucy Walter had laten trouwen. Of het waar is weten we niet want Monmouth kon het niet bewijzen, maar zijn medestanders wakkerden dit idee voortdurend bij de hunkerende jongeman aan. Hoewel Charles hem als zoon erkende, benoemde hij Monmouth niet tot troonopvolger. Dit tot ongenoegen van de protestanten in het parlement. Charles wilde niets horen van de beweringen van zijn zoon ook al had God zijn huwelijk met Catarina gestraft met drie miskramen. Bij de laatste bevalling was de koningin zelfs bijna bezweken. Charles wilde zijn vrome vrouw een volgende zwangerschap nooit meer aandoen, scheidde van tafel en bed en zocht heil bij zijn zeven minnaressen waar hij nog twaalf bastaards verwekte, misschien zelfs wel meer. Mocht de koning sterven, dan zou zijn broer James, de hertog van York, hem opvolgen. Een troonopvolging was daarmee, tot groot ongenoegen van Monmouth en zijn aanhangers, definitief van de baan.
Monmouth, die militair carrière wist te maken, ontwikkelde zich tot een uitstekend officier. Tijdens het Beleg van Maastricht in 1673, toen Engeland samen met Frankrijk tegen de Republiek en Spanje vocht, demonstreerde Monmouth dat hij veel in zijn mars had. Louis XIV beloonde Monmouth voor zijn inzet tijdens het beleg dat voor Frankrijk een enorm militair succes was. Ironisch genoeg vocht Monmouth vijf jaar later aan Willem’s zijde als bevelhebber van de Engels-Nederlandse brigade tegen Frankrijk in de slag bij Saint-Denis. Nu Engeland aan Nederlandse zijde tegen de Fransen vocht, steeg Monmouth’s ster bij de Engelse protestanten. Net als Charles, die zijn zoon alle militaire beslissingen liet nemen, raakte ook Willem onder de indruk van de kapitein-generaal die Monmouth nu was.
In 1683 raakte Monmouth betrokken bij het Rye House Plot, een samenzwering om koning Charles en zijn broer James te vermoorden. Ik kan nauwelijks geloven dat Monmouth bereid zou zijn een aanslag te steunen, laat staan uit te voeren, waarvan zijn vader het doelwit was. Maar hoe dan ook, het plan mislukte en Charles besloot zijn recalcitrante bastaardzoon terug naar Holland te sturen. De hertog van York was het niet eens met de beslissing van zijn broer en vond de maatregel halfslachtig. Als het aan hem lag, zou hij Monmouth voor het gerecht brengen. In 1684 vertrok Monmouth naar de Republiek - inmiddels geen vijand meer van Engeland - waar hij in Den Haag hartelijk door Willem en Mary werd ontvangen. Monmouth viel in de smaak bij de Hagenaars, hij was toegankelijk, innemend en levendig. En hoewel Mary aanvankelijk niet blij was met Monmouth’s bezoek, raakte zij steeds meer van haar knappe bastaardneef gecharmeerd. De hertog van York, beschouwde de gastvrijheid die zijn dochter en schoonzoon in Den Haag aan de tegendraadse Monmouth boden als een grove belediging en in zijn brieven protesteerde hij er heftig tegen. Het leek weinig indruk te maken op Willem die ongevoelig bleef voor de geluiden uit Londen. Toch adviseerde hij Monmouth keer op keer zijn dynastieke ambities te laten varen ‘anders kunnen wij geen vrienden zijn.'
In Londen nam koning Charles na de verijdeling van de aanslag op zijn leven de gelegenheid te baat zijn tegenstanders voorgoed onschadelijk te maken. Er volgde een serie processen waarbij de oproerkraaiers gevangen werden gezet of geëxecuteerd. Dit droeg bij aan een grimmige sfeer in de samenleving, een voorteken van wat zou komen.
Toen koning Charles II begin februari 1685 stierf, heroverwoog Willem zijn houding tegenover Monmouth. Nu de hertog van York zijn broer opvolgde als koning James II werd Mary de volgende in de lijn van troonopvolging, direct gevolgd door Willem. Daarmee veranderde Monmouth in een rivaal en van de gastvrijheid van Willem en Mary bleef weinig over.
Willem, zich bewust van de ontvlambaarheid van Monmouth, waarschuwde zijn logé keer op keer om geen overmoedige actie tegen de koning te ondernemen en zich neer te leggen bij de nieuwe situatie. Willem adviseerde Monmouth om in Duitse, keizerlijke dienst te gaan en deel te nemen aan de oorlog tegen de Turken. Maar Monmouth en zijn aanhangers hadden reeds vergevorderde plannen voor een invasie van Engeland. Zonder over zijn plannen te spreken, vertrok Monmouth vrijwel geruisloos uit Den Haag. Willem, uiteraard op de hoogte van Monmouth’s intenties, bereidde zich voor op het ergste. Vanaf nu zou hij elke vorm van contact met Monmouth afwijzen omdat hij onder geen beding geassocieerd wilde worden met de op handen zijnde inval van Engeland. Hieruit blijkt dat Willem geen vertrouwen had in de plannen van Monmouth. De vraag is in hoeverre hij toen al rekening hield met zijn eigen invasie van Engeland, drie jaar later.
Monmouth had zijn wilde plan uitgewerkt met de edelman Archibald Campbell, graaf van Argyll. Deze laatste zou de opstand in Schotland leiden terwijl Monmouth het zuidwesten van Engeland, van oudsher een protestants gebied, zou veroveren. Monmouth’s minnares en grote liefde, Henrietta Wentworth, had haar juwelen voor een goede prijs weten te verkopen en van de opbrengst kon Monmouth drie schepen financieren. Op 2 mei 1685 zeilde Argyll uit Amsterdam, Monmouth en zijn invasielegertje van 82 man vertrok drie weken later vanaf Texel. De meest roekeloze invasie uit de geschiedenis van Engeland was begonnen.
Zelfverzekerd landde Monmouth op 11 juni bij Lyme Regis en liet een pamflet verspreiden waarin hij koning James beschuldigde van het vergiftigen van zijn vader, koning Charles II. De burgemeester van Lyme Regis vertrok hals over kop naar Exeter waar hij groot alarm sloeg. Hierop jakkerde een gezant met een expresbrief voor de koning naar Londen waar hij twee dagen later aankwam. Nog maar net koning, toonde James zich van zijn daadkrachtige kant. Hij riep de graaf van Feversham, Louis de Duras, bij zich, voerde een gesprek onder vier ogen en stuurde hem prompt naar het zuidwesten om de opstand met harde hand neer te slaan. Dat de pasbenoemde koning zijn bastaardneef uiterst serieus nam, blijkt uit het feit dat hij een tot de tanden gewapende infanterie stuurde. Ook zijn favoriet, John Churchill, vertrok naar het zuidwesten. Als de protestantse opstandelingen oorlog wensten, konden zij die krijgen. James ging er op dat moment van uit dat Willem en zijn dochter ook in het complot zaten.
Na zijn landing wist Monmouth vooral boeren om zich heen te verzamelen. De edelen lieten het, op een klein aantal na, afweten. Hoewel gemotiveerd, leek dit ongetrainde gelegenheidsleger geen schijn van kans te hebben tegen het militaire apparaat van de koning. Via Axminster marcheerde Monmouth naar Taunton waar hij zich op 20 juni bij Market Cross liet uitroepen tot koning van Engeland. Onderweg was zijn rebelse leger uitgegroeid tot ongeveer 6.000 man. De welvarende kooplieden van Chard, Exeter en Ilminster hielden zich afzijdig, net zoals intellectuelen, enkele uitzonderingen daar gelaten. Zo sloot Daniel Defoe, de schrijver van Robinson Crusoe, zich eerst aan bij de rebellen. Maar toen James een koninklijk pardon voor de rebellen liet uitvaardigen, trok Defoe zich terug waardoor de verschrikkingen van het slagveld hem bespaard zouden blijven.
Zodra Willem in Den Haag het bericht van Monmouth’s landing ontving, zond hij onmiddellijk zijn diplomatieke rechterhand naar Londen. Ondanks de storm die over de Noordzee raasde, wist Bentinck Engeland heelhuids te bereiken waar hij zich in Londen meldde. De koning moest weten dat de Prins van Oranje bereid was persoonlijk met de Engelse en Schotse regimenten naar Engeland te komen om hem te helpen deze opstand te onderdrukken. Om onbekende reden sloeg James de steun af maar accepteerde wél de zes Engelse en Schotse regimenten uit Den Haag want hier had hij, naar eigen zeggen, immers al zo lang recht op. Eén ding werd James nu duidelijk, zijn protestantse schoonzoon had niets met deze samenzwering te maken. Daarmee had Willem zich handig in de luwte gemanoeuvreerd.
Niet lang na zijn landing in Schotland viel het legertje van de graaf van Argyll door onderlinge twist uiteen. Op 18 juni werd Argyll gearresteerd bij Inchinnan en via Renfrew bij Glasgow naar Edinburgh gebracht waar hij op 30 juni werd geëxecuteerd. De vooruitzichten voor Monmouth waren slecht. Striemende regen ondermijnde het moraal van de rebellen maar Monmouth hield vol en probeerde de legers van de koning met een list te verrassen. Begin juli stuitte het boerenleger van Monmouth op de troepenmacht van de koning op de vlakte bij Westonzoyland in Somerset. In de nacht van 6 juli wisten de met hooivork bewapende boeren vanuit het nabijgelegen Bridgwater de koninklijke troepen in het holst van de nacht bij Sedgemoor te verrassen. De onverwachte en vooral stoutmoedige sluipactie leek zelfs even kans van slagen te hebben. Het schijnt dat luitenant-generaal Feversham zelfs door de eerste minuten van de aanval heen sliep. De consternatie was groot maar onder leiding van Churchill wisten de soldaten het tij te keren. Bij het bloedbad dat volgde, verloren ruim 1.300 rebellen het leven.
Monmouth wist te ontkomen en vluchtte richting zuiden in de hoop dat hij in één van de havens kon inschepen om naar Frankrijk te ontkomen. Maar James had een uitzonderlijk hoge beloning van £ 5,000 uitgeloofd en er zwierven talloze premiejagers en burgerwachten rond. De koning was van plan deze opstand koste wat kost te onderdrukken en zijn lastige bastaardneef voorgoed uit te schakelen. Het parlement had hem daartoe een extra
£ 400,000 beschikbaar gesteld. Monmouth bleek kansloos.
Een dag na het bloedbad werd de zelf uitgeroepen koning, verkleed als herder, gevonden in een greppel in de buurt van Horton. Volgens de overlevering verraadde een van Monmouth’s trouwste honden de schuilplaats van zijn baasje. Monmouth, volledig ontredderd, werd spoorslags naar Londen gereden en in een cel in de Bell Tower vastgezet. Hij smeekte zijn bewakers om een onderhoud met de koning en toen James pas na een week toestemde, kroop Monmouth vervuld van doodsangst grienend over de vloer. Hij bad zijn oom om medelijden en barmhartigheid, maar de koning bleef stoïcijns en onverzettelijk. En terwijl Monmouth binnen om genade bad, werd zijn executie enkele honderden meters verder, op Tower Hill, voorbereid. Wanhopig deed Monmouth een laatste poging zijn leven te redden door de koning te beloven zich te bekeren tot het katholieke geloof en de namen van alle samenzweerders te onthullen - de koning zou zich verbazen. Het mocht niet baten. De volgende dag werd ‘koning Monmouth’ naar het schavot gebracht waar hij de scherprechter, Jack Ketch, een zak geld overhandigde voor een snelle en pijnloze onthoofding. Helaas volgde een gênante executie waarbij Ketch na vijf uithalen met zijn bijl niet in staat bleek het hoofd van de romp te scheiden. Uiteindelijk trok hij een mes om de klus te klaren. Het schijnt dat de menigte buiten zinnen raakte. Volgens dagboekschrijver John Evelyn zou Ketch tot stukken zijn gescheurd als hij niet veilig had weten weg te komen.
De weerzinwekkende executie van Monmouth vormde slechts het begin van de wraakzucht van James. Om een draconisch voorbeeld te stellen en eventuele rebellen voor eens en altijd te ontmoedigen, stuurde de koning een team van vijf rechters onder leiding van de gehate en gevreesde Lord Chief Justice George Jeffreys naar het zuidwesten van Engeland. Op 25 augustus hield Jeffreys zijn eerste zitting in Winchester en trok daarna via Dorchester verder naar Exeter, een spoor van bloed achterlatend. Medeplichtigen, ook vrouwen, werden gearresteerd en ‘berecht’. Afgrijselijke executies volgden; de meeste mannen stierven door ophanging of vierendeling. Hoofden en lichaamsdelen werden in pek en zout gedompeld en vervolgens op stokken langs wegen en op marktpleinen tentoongesteld. Engeland keerde terug naar de donkere tijden van Cromwell en ook medeplichtige edelen kregen hoge boetes opgelegd waarbij delen van hun land en bezittingen in beslag werden genomen. Ongeveer 800 mannen werden verbannen naar de Antillen waar zij als slaaf te werk werden gesteld. De represailles van de koning en zijn handlanger Jeffreys staan bekend als de ‘Bloody Assizes’ [Bloedige Zittingen] en wie nu door het gebied reist, zal merken dat de naam Jeffreys hier en daar nog steeds sterke emoties oproept.
Willem had het verloop van de opstand en de executie van Monmouth nauwlettend gevolgd. De revolte baarde hem zorgen want, noch het koningschap van Monmouth, noch een nieuwe burgeroorlog in Engeland, kwamen hem politiek van pas. Willem’s aanbod aan koning James voor militaire steun verbeterde hun relatie voor enige tijd. Een aantal bestaande verdragen tussen Engeland en de Republiek werden zelfs hernieuwd. Maar de entente tussen James en Willem bleek van korte duur. James bleef zijn godsdienstige en militaristische politiek doorzetten waardoor de relatie tussen de koning en de protestantse edelen verder verhardde.
Toen Willem drie jaar later bij Brixham landde, was het niet vanzelfsprekend dat de plaatselijke notabelen uit Devon en Somerset zich onmiddellijk achter hem zouden scharen: niemand wilde een herhaling van de terreur van 1685. En waarom zou de Prins van Oranje, nota bene een Hollander, wel slagen in een revolte?
Wie zijn afbeelding ziet, zal concluderen dat Scott, aanvankelijk James Crofts genoemd, een aantrekkelijke jongeman was. Koning Charles adoreerde en verwende zijn buitenechtelijke zoon. Toen duidelijk werd dat de koning en de koningin samen geen kinderen zouden krijgen, groeide de protestantse bastaard bij het volk uit tot de ideale troonopvolger.
James Scott werd op 9 april 1649 in Rotterdam geboren. De twee zonen van Charles I, de latere Charles II en James II, waren in 1646 Engeland ontvlucht nadat Oliver Cromwell het land in een burgeroorlog had gesleurd. In 1649 werd de monarchie op gewelddadige wijze afgeschaft - Charles I werd op een schavot voor Banqueting House onthoofd en de meedogenloze Cromwell liet zich daarna benoemen tot het nieuwe staatshoofd van het Engelse Gemenebest. Drie maanden na de executie van zijn grootvader werd James Scott geboren; zijn toekomst zag er weinig rooskleurig uit en dat hij ooit aanspraak zou kunnen maken op de troon van Engeland lag in die jaren niet voor de hand. Het was zelfs onwaarschijnlijk dat er in het republikeinse Engeland ooit weer plaats zou zijn voor de Stuarts of een koning überhaupt. Waarschijnlijker was dat Charles en James nooit zouden terugkeren naar hun vaderland en de rest van hun leven vogelvrij in Europa zouden moeten slijten.
In ballingschap hielden de twee broers er een promiscue levenswijze op na. Na enkele liaisons met edelmannen aan het hof werd Lucy Walter (of Barlow), een donkere ‘belle’ afkomstig uit Roch castle in Wales, bij een familiebezoek in Den Haag aan de jonge prins Charles voorgesteld. Hij was een jaar ouder en viel als een blok voor de verleidelijke zeventienjarige Lucy. Een aantal maanden lang trokken de tortelduiven samen op en reisden naar Saint-Germain-en-Laye. Op 9 april 1649 beviel Lucy van een gezonde zoon die zij grotendeels zelf zou moeten opvoeden.
Charles vertrok in juni 1650 naar Schotland om samen met zijn protestantse achterban aldaar in het geweer te komen tegen Cromwell en liet Lucy achter in Den Haag. Trouw bleek Lucy niet want ze papte aan met Theobald Taaffe en kreeg een dochter. Toen Charles in 1651 ternauwernood uit Schotland wist te ontsnappen en naar Frankrijk vluchtte, maakte hij Lucy duidelijk dat hij niets meer van haar moest hebben. Hij probeerde afstand te houden maar deed zijn best in contact te blijven met de inmiddels tweejarige James Scott. Lucy gebruikte de peuter om Charles te manipuleren en probeerde iedereen er van te overtuigen dat zij zich had bekeerd en op het rechte pad zou blijven. Maar het tegendeel was het geval en armlastig dook zij in januari 1655 plotseling met haar kinderen op in Keulen. Charles besloot haar een jaargeld van 415 pond te geven en om haar zo ver mogelijk van zijn hof in ballingschap weg te houden, zou deze toelage worden uitgekeerd in Antwerpen.
In de lente van dat jaar bleek Lucy zich intussen op te houden in Den Haag waar zij opnieuw probeerde aan de man te komen. Ze kreeg iets met de getrouwde Thomas Howard, een dubbelspion uit het kamp van Cromwell, waarop Charles zich genoodzaakt zag Lucy met haar twee kinderen naar Londen terug te sturen. Lucy kreeg een woning boven een kapperszaak, niet ver van Somerset House. Lang in Londen bleef ze niet. Cromwell beschuldigde haar van spionage voor de Stuarts en ze werd twee weken vastgezet en ondervraagd en daarna, met haar kinderen, terug gestuurd naar de Republiek. Van daar reisde ze naar Brussel waar ze haar buitensporige leven voortzette en de troefkaart James Scott onder haar vleugels hield. Charles probeerde zijn zoon van haar af te nemen en in maart 1658 liet hij Scott ontvoeren en onderbrengen bij een voogd in Parijs. Lucy stierf nog datzelfde jaar onder erbarmelijke omstandigheden aan de gevolgen van een geslachtsziekte.
Nadat het puriteinse regime van Cromwell kort na zijn dood ten val was gekomen, werden de Stuarts in 1660 gevraagd terug te komen naar Londen wat leidde tot de Restoratie van de monarchie van de Stuarts. In februari 1663 liet de koning zijn zoon definitief naar Londen terugbrengen en schonk hem de titels hertog van Monmouth en Buccleuch, graaf van Doncaster en Baron Scott van Tynedale. Monmouth kreeg een protestantse opvoeding en bleek een opvliegend karakter te bezitten wat hem regelmatig in problemen bracht. Een goede leerling werd hij niet, leren lezen en schrijven kostte hem moeite en voor wiskunde had hij geen talent. Militaire zaken lagen hem beter.
Monmouth bleef zijn hele jeugd volhouden dat zijn vader zich destijds in Rotterdam in het geheim met Lucy Walter had laten trouwen. Of het waar is weten we niet want Monmouth kon het niet bewijzen, maar zijn medestanders wakkerden dit idee voortdurend bij de hunkerende jongeman aan. Hoewel Charles hem als zoon erkende, benoemde hij Monmouth niet tot troonopvolger. Dit tot ongenoegen van de protestanten in het parlement. Charles wilde niets horen van de beweringen van zijn zoon ook al had God zijn huwelijk met Catarina gestraft met drie miskramen. Bij de laatste bevalling was de koningin zelfs bijna bezweken. Charles wilde zijn vrome vrouw een volgende zwangerschap nooit meer aandoen, scheidde van tafel en bed en zocht heil bij zijn zeven minnaressen waar hij nog twaalf bastaards verwekte, misschien zelfs wel meer. Mocht de koning sterven, dan zou zijn broer James, de hertog van York, hem opvolgen. Een troonopvolging was daarmee, tot groot ongenoegen van Monmouth en zijn aanhangers, definitief van de baan.
Monmouth, die militair carrière wist te maken, ontwikkelde zich tot een uitstekend officier. Tijdens het Beleg van Maastricht in 1673, toen Engeland samen met Frankrijk tegen de Republiek en Spanje vocht, demonstreerde Monmouth dat hij veel in zijn mars had. Louis XIV beloonde Monmouth voor zijn inzet tijdens het beleg dat voor Frankrijk een enorm militair succes was. Ironisch genoeg vocht Monmouth vijf jaar later aan Willem’s zijde als bevelhebber van de Engels-Nederlandse brigade tegen Frankrijk in de slag bij Saint-Denis. Nu Engeland aan Nederlandse zijde tegen de Fransen vocht, steeg Monmouth’s ster bij de Engelse protestanten. Net als Charles, die zijn zoon alle militaire beslissingen liet nemen, raakte ook Willem onder de indruk van de kapitein-generaal die Monmouth nu was.
In 1683 raakte Monmouth betrokken bij het Rye House Plot, een samenzwering om koning Charles en zijn broer James te vermoorden. Ik kan nauwelijks geloven dat Monmouth bereid zou zijn een aanslag te steunen, laat staan uit te voeren, waarvan zijn vader het doelwit was. Maar hoe dan ook, het plan mislukte en Charles besloot zijn recalcitrante bastaardzoon terug naar Holland te sturen. De hertog van York was het niet eens met de beslissing van zijn broer en vond de maatregel halfslachtig. Als het aan hem lag, zou hij Monmouth voor het gerecht brengen. In 1684 vertrok Monmouth naar de Republiek - inmiddels geen vijand meer van Engeland - waar hij in Den Haag hartelijk door Willem en Mary werd ontvangen. Monmouth viel in de smaak bij de Hagenaars, hij was toegankelijk, innemend en levendig. En hoewel Mary aanvankelijk niet blij was met Monmouth’s bezoek, raakte zij steeds meer van haar knappe bastaardneef gecharmeerd. De hertog van York, beschouwde de gastvrijheid die zijn dochter en schoonzoon in Den Haag aan de tegendraadse Monmouth boden als een grove belediging en in zijn brieven protesteerde hij er heftig tegen. Het leek weinig indruk te maken op Willem die ongevoelig bleef voor de geluiden uit Londen. Toch adviseerde hij Monmouth keer op keer zijn dynastieke ambities te laten varen ‘anders kunnen wij geen vrienden zijn.'
In Londen nam koning Charles na de verijdeling van de aanslag op zijn leven de gelegenheid te baat zijn tegenstanders voorgoed onschadelijk te maken. Er volgde een serie processen waarbij de oproerkraaiers gevangen werden gezet of geëxecuteerd. Dit droeg bij aan een grimmige sfeer in de samenleving, een voorteken van wat zou komen.
Toen koning Charles II begin februari 1685 stierf, heroverwoog Willem zijn houding tegenover Monmouth. Nu de hertog van York zijn broer opvolgde als koning James II werd Mary de volgende in de lijn van troonopvolging, direct gevolgd door Willem. Daarmee veranderde Monmouth in een rivaal en van de gastvrijheid van Willem en Mary bleef weinig over.
Willem, zich bewust van de ontvlambaarheid van Monmouth, waarschuwde zijn logé keer op keer om geen overmoedige actie tegen de koning te ondernemen en zich neer te leggen bij de nieuwe situatie. Willem adviseerde Monmouth om in Duitse, keizerlijke dienst te gaan en deel te nemen aan de oorlog tegen de Turken. Maar Monmouth en zijn aanhangers hadden reeds vergevorderde plannen voor een invasie van Engeland. Zonder over zijn plannen te spreken, vertrok Monmouth vrijwel geruisloos uit Den Haag. Willem, uiteraard op de hoogte van Monmouth’s intenties, bereidde zich voor op het ergste. Vanaf nu zou hij elke vorm van contact met Monmouth afwijzen omdat hij onder geen beding geassocieerd wilde worden met de op handen zijnde inval van Engeland. Hieruit blijkt dat Willem geen vertrouwen had in de plannen van Monmouth. De vraag is in hoeverre hij toen al rekening hield met zijn eigen invasie van Engeland, drie jaar later.
Monmouth had zijn wilde plan uitgewerkt met de edelman Archibald Campbell, graaf van Argyll. Deze laatste zou de opstand in Schotland leiden terwijl Monmouth het zuidwesten van Engeland, van oudsher een protestants gebied, zou veroveren. Monmouth’s minnares en grote liefde, Henrietta Wentworth, had haar juwelen voor een goede prijs weten te verkopen en van de opbrengst kon Monmouth drie schepen financieren. Op 2 mei 1685 zeilde Argyll uit Amsterdam, Monmouth en zijn invasielegertje van 82 man vertrok drie weken later vanaf Texel. De meest roekeloze invasie uit de geschiedenis van Engeland was begonnen.
Zelfverzekerd landde Monmouth op 11 juni bij Lyme Regis en liet een pamflet verspreiden waarin hij koning James beschuldigde van het vergiftigen van zijn vader, koning Charles II. De burgemeester van Lyme Regis vertrok hals over kop naar Exeter waar hij groot alarm sloeg. Hierop jakkerde een gezant met een expresbrief voor de koning naar Londen waar hij twee dagen later aankwam. Nog maar net koning, toonde James zich van zijn daadkrachtige kant. Hij riep de graaf van Feversham, Louis de Duras, bij zich, voerde een gesprek onder vier ogen en stuurde hem prompt naar het zuidwesten om de opstand met harde hand neer te slaan. Dat de pasbenoemde koning zijn bastaardneef uiterst serieus nam, blijkt uit het feit dat hij een tot de tanden gewapende infanterie stuurde. Ook zijn favoriet, John Churchill, vertrok naar het zuidwesten. Als de protestantse opstandelingen oorlog wensten, konden zij die krijgen. James ging er op dat moment van uit dat Willem en zijn dochter ook in het complot zaten.
Na zijn landing wist Monmouth vooral boeren om zich heen te verzamelen. De edelen lieten het, op een klein aantal na, afweten. Hoewel gemotiveerd, leek dit ongetrainde gelegenheidsleger geen schijn van kans te hebben tegen het militaire apparaat van de koning. Via Axminster marcheerde Monmouth naar Taunton waar hij zich op 20 juni bij Market Cross liet uitroepen tot koning van Engeland. Onderweg was zijn rebelse leger uitgegroeid tot ongeveer 6.000 man. De welvarende kooplieden van Chard, Exeter en Ilminster hielden zich afzijdig, net zoals intellectuelen, enkele uitzonderingen daar gelaten. Zo sloot Daniel Defoe, de schrijver van Robinson Crusoe, zich eerst aan bij de rebellen. Maar toen James een koninklijk pardon voor de rebellen liet uitvaardigen, trok Defoe zich terug waardoor de verschrikkingen van het slagveld hem bespaard zouden blijven.
Zodra Willem in Den Haag het bericht van Monmouth’s landing ontving, zond hij onmiddellijk zijn diplomatieke rechterhand naar Londen. Ondanks de storm die over de Noordzee raasde, wist Bentinck Engeland heelhuids te bereiken waar hij zich in Londen meldde. De koning moest weten dat de Prins van Oranje bereid was persoonlijk met de Engelse en Schotse regimenten naar Engeland te komen om hem te helpen deze opstand te onderdrukken. Om onbekende reden sloeg James de steun af maar accepteerde wél de zes Engelse en Schotse regimenten uit Den Haag want hier had hij, naar eigen zeggen, immers al zo lang recht op. Eén ding werd James nu duidelijk, zijn protestantse schoonzoon had niets met deze samenzwering te maken. Daarmee had Willem zich handig in de luwte gemanoeuvreerd.
Niet lang na zijn landing in Schotland viel het legertje van de graaf van Argyll door onderlinge twist uiteen. Op 18 juni werd Argyll gearresteerd bij Inchinnan en via Renfrew bij Glasgow naar Edinburgh gebracht waar hij op 30 juni werd geëxecuteerd. De vooruitzichten voor Monmouth waren slecht. Striemende regen ondermijnde het moraal van de rebellen maar Monmouth hield vol en probeerde de legers van de koning met een list te verrassen. Begin juli stuitte het boerenleger van Monmouth op de troepenmacht van de koning op de vlakte bij Westonzoyland in Somerset. In de nacht van 6 juli wisten de met hooivork bewapende boeren vanuit het nabijgelegen Bridgwater de koninklijke troepen in het holst van de nacht bij Sedgemoor te verrassen. De onverwachte en vooral stoutmoedige sluipactie leek zelfs even kans van slagen te hebben. Het schijnt dat luitenant-generaal Feversham zelfs door de eerste minuten van de aanval heen sliep. De consternatie was groot maar onder leiding van Churchill wisten de soldaten het tij te keren. Bij het bloedbad dat volgde, verloren ruim 1.300 rebellen het leven.
Monmouth wist te ontkomen en vluchtte richting zuiden in de hoop dat hij in één van de havens kon inschepen om naar Frankrijk te ontkomen. Maar James had een uitzonderlijk hoge beloning van £ 5,000 uitgeloofd en er zwierven talloze premiejagers en burgerwachten rond. De koning was van plan deze opstand koste wat kost te onderdrukken en zijn lastige bastaardneef voorgoed uit te schakelen. Het parlement had hem daartoe een extra
£ 400,000 beschikbaar gesteld. Monmouth bleek kansloos.
Een dag na het bloedbad werd de zelf uitgeroepen koning, verkleed als herder, gevonden in een greppel in de buurt van Horton. Volgens de overlevering verraadde een van Monmouth’s trouwste honden de schuilplaats van zijn baasje. Monmouth, volledig ontredderd, werd spoorslags naar Londen gereden en in een cel in de Bell Tower vastgezet. Hij smeekte zijn bewakers om een onderhoud met de koning en toen James pas na een week toestemde, kroop Monmouth vervuld van doodsangst grienend over de vloer. Hij bad zijn oom om medelijden en barmhartigheid, maar de koning bleef stoïcijns en onverzettelijk. En terwijl Monmouth binnen om genade bad, werd zijn executie enkele honderden meters verder, op Tower Hill, voorbereid. Wanhopig deed Monmouth een laatste poging zijn leven te redden door de koning te beloven zich te bekeren tot het katholieke geloof en de namen van alle samenzweerders te onthullen - de koning zou zich verbazen. Het mocht niet baten. De volgende dag werd ‘koning Monmouth’ naar het schavot gebracht waar hij de scherprechter, Jack Ketch, een zak geld overhandigde voor een snelle en pijnloze onthoofding. Helaas volgde een gênante executie waarbij Ketch na vijf uithalen met zijn bijl niet in staat bleek het hoofd van de romp te scheiden. Uiteindelijk trok hij een mes om de klus te klaren. Het schijnt dat de menigte buiten zinnen raakte. Volgens dagboekschrijver John Evelyn zou Ketch tot stukken zijn gescheurd als hij niet veilig had weten weg te komen.
De weerzinwekkende executie van Monmouth vormde slechts het begin van de wraakzucht van James. Om een draconisch voorbeeld te stellen en eventuele rebellen voor eens en altijd te ontmoedigen, stuurde de koning een team van vijf rechters onder leiding van de gehate en gevreesde Lord Chief Justice George Jeffreys naar het zuidwesten van Engeland. Op 25 augustus hield Jeffreys zijn eerste zitting in Winchester en trok daarna via Dorchester verder naar Exeter, een spoor van bloed achterlatend. Medeplichtigen, ook vrouwen, werden gearresteerd en ‘berecht’. Afgrijselijke executies volgden; de meeste mannen stierven door ophanging of vierendeling. Hoofden en lichaamsdelen werden in pek en zout gedompeld en vervolgens op stokken langs wegen en op marktpleinen tentoongesteld. Engeland keerde terug naar de donkere tijden van Cromwell en ook medeplichtige edelen kregen hoge boetes opgelegd waarbij delen van hun land en bezittingen in beslag werden genomen. Ongeveer 800 mannen werden verbannen naar de Antillen waar zij als slaaf te werk werden gesteld. De represailles van de koning en zijn handlanger Jeffreys staan bekend als de ‘Bloody Assizes’ [Bloedige Zittingen] en wie nu door het gebied reist, zal merken dat de naam Jeffreys hier en daar nog steeds sterke emoties oproept.
Willem had het verloop van de opstand en de executie van Monmouth nauwlettend gevolgd. De revolte baarde hem zorgen want, noch het koningschap van Monmouth, noch een nieuwe burgeroorlog in Engeland, kwamen hem politiek van pas. Willem’s aanbod aan koning James voor militaire steun verbeterde hun relatie voor enige tijd. Een aantal bestaande verdragen tussen Engeland en de Republiek werden zelfs hernieuwd. Maar de entente tussen James en Willem bleek van korte duur. James bleef zijn godsdienstige en militaristische politiek doorzetten waardoor de relatie tussen de koning en de protestantse edelen verder verhardde.
Toen Willem drie jaar later bij Brixham landde, was het niet vanzelfsprekend dat de plaatselijke notabelen uit Devon en Somerset zich onmiddellijk achter hem zouden scharen: niemand wilde een herhaling van de terreur van 1685. En waarom zou de Prins van Oranje, nota bene een Hollander, wel slagen in een revolte?
'Bastaard, rebel en koning' of hoofdstuk 11 uit
'Koning in Europa: Oranje's gewaagde expeditie naar Londen in 1688'
ISBN 9789463383004
'Koning in Europa: Oranje's gewaagde expeditie naar Londen in 1688'
ISBN 9789463383004
Proudly powered by Weebly