Hoofdstuk negen uit 'Koning in Europa.'
In 1676 begon Willem voor het eerst serieus na te denken over een huwelijk met zijn Engelse nichtje Mary Stuart II. Even dreigde de prinses door de Franse Dauphin, de oudste zoon van Louis XIV, te worden weggekaapt. Dit zorgde ervoor dat Willem haast zette achter zijn huwelijk. Omdat de verbintenis een politieke kwestie, ‘een zaak van staat’, was, moest het eerst worden geautoriseerd. De Staten realiseerden zich dat deze liaison groot voordeel met zich meebracht. De prins van Oranje, zelf half Stuart, zou met dit huwelijk wellicht de twee koninklijke huizen herenigen wat een blijvende vrede tussen de Republiek en Engeland zou bevorderen. Zoals gebruikelijk in die tijd had Mary niets te zeggen en voor haar kwam het huwelijksaanzoek als een donderslag bij heldere hemel. Mary realiseerde zich op dat moment waarschijnlijk niet dat zij de Europese machtsbalans bepaalde.
Mary was slechts twaalf jaar oud toen zij op de Europese koninklijke huwelijksmarkt als ‘high goods’ werd gepresenteerd. Haar bijna twaalf jaar oudere neef gold als een onpopulaire kandidaat omdat hij te boek stond als lomp en onaantrekkelijk. Er zijn veel anekdotes over Willems ongemanierdheden. Zo schepte hij eens tijdens een diner alle doperwten op zijn bord en liet niets over voor zijn tafeldame. Willem leek weinig interesse te hebben voor het vrouwelijk geslacht, hield zich niet bezig met het veilig stellen van zijn dynastie en dus ook niet met huwelijksaanzoeken bij Europese hoven. Zijn omgeving des te meer. Het waren zijn vertrouwelingen die hem uiteindelijk deden inzien dat een huwelijk met zijn nichtje de Republiek en hemzelf voordeel zouden brengen. Voor de stadhouder werd daarmee een toekomstig koningschap een reële mogelijkheid. Toch leek een troonopvolging midden jaren zeventig voor Willem niet vanzelfsprekend ook al had Mary’s oom, de viriele koning Charles II, twaalf bastaarden verwekt bij zeven minnaressen, die onder geen beding in aanmerking zouden komen voor troonopvolging. Zijn vrouw, Catarina de Bragança, had drie miskramen gebaard wat betekende dat Charles zou worden opgevolgd door zijn broer de hertog van York, James II. Maar wanneer James stierf zonder een mannelijke erfgenaam, dan zou zijn oudste dochter Mary koningin van Engeland worden. En dat maakte haar een aantrekkelijke kandidate bij de Europese vorstenhuizen. De hertog van York hoopte in 1677 zijn dochter uit te huwelijken aan de oudste zoon van koning Louis XIV, de Dauphin. Dit zou de banden tussen Engeland en het katholieke Frankrijk versterken met mogelijk rampzalige gevolgen voor de Republiek.
Toen Willem zich eenmaal had laten overtuigen dat een huwelijk met zijn nichtje politiek en strategisch voordelig zou zijn, bleef hij benadrukken dat hij zijn leven door geen enkele vrouw zuur zou laten maken. Onder geen beding mocht Mary hem belemmeren in zijn politieke missie. Het is duidelijk dat Willem zich een hoofdrol toebedeelde in het huwelijk om daarmee de loop der dingen naar zijn hand te zetten. Een vrouw die hem thuis meer problemen gaf dan zijn vijanden op het slagveld vormde een nachtmerrie voor de ambitieuze stadhouder. De indruk dat Willem liever niet zou trouwen, versterkt de suggestie dat hij zich aangetrokken voelde tot mannen, maar bevestigt deze natuurlijk niet.
Willems vertrouwelingen, waaronder de sympathieke Sir William Temple en zijn vrouw Dorothy hadden hem verzekerd dat Mary beschikte over een inschikkelijk karakter. Zo kon Lady Temple de prins geruststellen dat Mary een passende kandidate was voor een man die wist dat een vrouw het wel eens moeilijk zou kunnen vinden met hem te leven. En hoewel dat Willem beviel, was dat voor hem bij lange na niet voldoende. Voordat hij zou instemmen met het plan, wilde hij, tegen de gewoonte in, zijn nichtje met eigen ogen zien. Pas daarna zou hij toestemming vragen aan de koning van Engeland - het aanzoek werd niet gedaan aan de vader van de beoogde bruid, de hertog van York, maar omdat het een politieke kwestie betrof, aan het staatshoofd koning Charles II, zowel Mary’s als Willems oom.
Op 17 oktober 1677 zeilde Willem met een kleine delegatie naar Londen om met Charles II te onderhandelen. Mary, op dat moment vijftien jaar, vermoedde niet dat het bezoek van haar Hollandse neef alles met haar te doen had. Willem kwam om te negotiëren over de verstandhouding tussen Engeland en de Republiek en dat Mary waarborg voor een blijvende vrede tussen de twee landen was, drong niet tot haar door. Willem liet er geen gras over groeien en hoewel Charles zijn best deed om Willems vraag te ontwijken, kwam zijn neef snel ter zake en stelde twee eisen: vrede tussen Engeland en de Republiek en de hand van Mary als onderpand voor die vrede. En voordat hij zijn aanzoek formeel zou doen, stond hij er op Mary te zien. De koning vond zijn Hollandse neef hoogst vermakelijk en curieus; prinsessen werden ongezien ten huwelijk genomen! Zelf had hij de Portugese koningin Catarina pas kunnen aanschouwen vlak voor de huwelijksceremonie in Londen. Maar schouderophalend stemde Charles toe. Willem kon tevreden zijn want Mary bleek vriendelijk, zachtmoedig en mooi bovendien - de Temples hadden de waarheid gesproken.
De hertog van York zag er niets in om zijn oudste dochter uit te huwelijken aan Willem. James haatte de Hollanders met wie hij verschillende zeeoorlogen had gevoerd en daarbij Willem nog het meest. Maar het huwelijk was een staatsaangelegenheid en de vaderlijke bezwaren van James telden niet. De koning suggereerde wel dat zijn neef te hard van stapel liep en stelde voor om allereerst de vrede te beklinken. Sir William Temple adviseerde Willem om naar de koning te luisteren, dat huwelijk kwam later wel. Maar Willem hield voet bij stuk; zonder huwelijk geen vrede.
Temple begreep dat Willem niet zou wijken - de prins bevestigde zijn reputatie als harde onderhandelaar. Temple kreeg zelfs onomwonden te horen dat als de koning de hand van zijn nichtje niet zou geven, Willem Engeland tot zijn vijand zou verklaren. Temple bezorgde de boodschap bij de koning die nu de keuze had tussen oorlog of vrede. Charles wist waartoe de Hollanders en zijn neef in staat waren; de aanval op de scheepswerven bij Chatham (1667) en de vernedering die daar het gevolg van was, lag nog vers in zijn geheugen. Lord Danby en andere voorstanders van de liaison tussen Willem en Mary deden hun best de koning te overtuigen van het voordeel van dit protestantse huwelijk. De onrust onder het volk rond de steeds waarschijnlijker wordende troonopvolging door zijn katholieke broer, zou er door afnemen, een argument dat gewicht in de schaal legde bij Charles - en dus zou Mary haar onaantrekkelijke Hollandse neef trouwen.
Mary werd in 1662 in Londen geboren en was net zo ongewenst als haar moeder destijds, Lady Anne Hyde, de hertogin van York. In zijn dagboeken laat de hoveling Samuel Pepys l zich regelmatig vijandig uit over Anne Hyde. Naar aanleiding van Mary’s geboorte scheef hij:
‘De hertogin is bevallen van een dochter waar niemand blij mee is.’
Hoewel James van zijn dochter Mary hield, had hij gehoopt op een zoon. Hun eerste kind, Karel, hertog van Cambridge, was in zijn eerste levensjaar gestorven. Hoewel een toegewijde vader, was James ook een echtgenoot die er veel minnaressen op na hield, bijvoorbeeld Arabella Churchill, de zus van John Churchill, en later Catherine Sedley. Zelfs voor die tijd, waar het hebben van maîtresses gebruikelijk was, stond de hertog van York te boek als een rokkenjager. Iets dat hij zich zelf, als recht katholiek, verweet.
Raadgevers van koning Charles II suggereerden om Mary, en later ook haar zusje Anne, uit de katholieke invloedssfeer van haar ouders te halen. De koning had zijn lessen uit het turbulente verleden geleerd. Dat zijn broer James het katholieke geloof aanhing, was één ding - zelf was hij ook niet ongevoelig voor de Roomse rituelen. Maar voor velen onder de protestantse meerderheid in Engeland stond het katholicisme gelijk aan tirannie en onderdrukking. Charles zag in dat het de rust zou bevorderen wanneer Mary een protestantse vorming zou krijgen. Zo groeide Mary, en later ook Anne, op veilige afstand van het Hof in Londen op. Haar tijd bracht ze godvrezend door in het paleis van Richmond*, een van de buitenverblijven van de Stuarts dat in 1669 eigendom werd van de hertog van York, Mary’s vader. De weelderige feesten, seksuele intriges en schandalen van Whitehall bleven Mary grotendeels bespaard. In plaats daarvan kreeg zij dagelijks protestants godsdienstonderwijs en leerde ze lezen en schrijven. Een mogelijke troonopvolgster moest natuurlijk behoorlijk onderricht worden maar Mary was geen uitmuntende leerling. Wel sprak ze haar talen en ontwikkelde ze zich tot een getalenteerd danseres. Biografen spreken over een aangeboren gratie en een feilloos maatgevoel.
Mary’s moeder, Anne Hyde, stierf in 1671 en de kans is groot dat de hertog van York zich opgelucht voelde na de dood van zijn vrouw die hij tegen zijn zin had moeten trouwen. Zij had hem acht kinderen geschonken waarvan slechts twee de volwassenheid zouden bereiken: Mary en Anne. In 1673 hertrouwde James met de sensuele, vijftienjarige Mary van Modena, slechts vier jaar ouder dan zijn oudste dochter. Ze was rank, slank en een uitstekend amazone. Met Mary van Modena, uit de cirkel van Versailles, zou James uiteindelijk wel een zoon krijgen.
Toen James zijn dochter op de hoogte moest stellen van haar aanstaande huwelijk met haar neef, barstte het meisje in snikken uit. Niemand in de hofhouding kon haar troosten. Haar zusje Anne maakte Mary’s drama nog groter en noemde hun neef spottend Caliban, de misvormde zoon van de heks Sycorax uit ‘De Storm’ van Shakespeare. Mary stak bijna een hoofd uit boven de gebochelde Willem. Zelfs koningin Catarina de Bragança, die normaliter invloed op Mary had, wist haar niet te kalmeren. Verbolgen beende Mary door de marmeren gangen van het paleis in Richmond en beklaagde zich tegen een ieder die het horen wilde; trouwen met haar lelijke Hollandse neef, hoe konden ze het haar aandoen.
Na enkele dagen begon Willem zich te ergeren aan Mary’s gejammer en geklaag en hij liet weten dat de prinses beter op kon houden met deze idiote aanstellerij. Ze was immers in goede handen, zijn handen. Willem beloofde Mary dat ze van Holland zou gaan houden. Van Bragança riep Mary nu streng tot de orde, in zekere zin was de koningin een tweede moeder voor haar. De koningin opperde dat Mary niet de enige prinses was die haar land vaarwel moest zeggen vanwege een huwelijk: ook zij moest Portugal destijds achter zich laten. Mary trouwde nota bene met haar bloedeigen neef, Van Bragança moest destijds een haar onbekende koning trouwen. Maar Mary antwoordde verbitterd:
‘Hoe kunt u het zeggen! U gíng naar Engeland en ik ga eruit!’
Maar Willem zou gelijk krijgen. Mary ging inderdaad van Den Haag houden en Den Haag van haar. Niet alleen dat, Mary voelde zich uiteindelijk thuis in de Republiek en samen met Willem bracht zij regelmatig tijd door in de buitenverblijven in Honselersdijk, Dieren en later Het Loo. In de lentes van 1678 en 1679 had Mary miskramen. Deze teleurstellingen wogen zwaar op haar gemoedstoestand en veroorzaakten depressies. Gesteund door haar sterke geloof, kwam ze de tegenslagen uiteindelijk te boven. Tijdens Willems afwezigheid bracht zij tijd door met het verzamelen van porselein, juwelen en zijde. Aanvankelijk verwaarloosde Willem zijn huwelijk en van passie tussen het paar was geen sprake. Mary kon het slecht verdragen dat Willem een verhouding had met haar hofdame, Elizabeth Villiers, en raakte daardoor regelmatig van streek. Als Mary een reden kon verzinnen Villiers te weren, dan gebruikte zij die. In de loop van hun huwelijk begonnen Willem en Mary meer tijd samen door te brengen en deelden ze een belangstelling voor tuincultuur die tot uiting kwam in weelderige fonteinen, cascades, sculpturen en waterwerken. De tuinen die zij lieten aanleggen in Het Loo* en later in Kensington House* en Hampton Court* werden wereldberoemd. De genegenheid groeide en uit Willems latere brieven aan Mary spreekt uiteindelijk een innige liefde.
Toen Mary op 28 december 1694 in Kensington stierf aan de gevolgen van de pokken, was Willem verslagen. Haar ring met de robijn, zijn allereerste geschenk aan haar, droeg hij daarna aan een zijden lint om zijn hals en hij bracht uren in gebed door en toonde daarbij dezelfde vroomheid als Mary. Zoals hij Mary op haar sterfbed beloofd had, verbrak hij alle contacten met Elizabeth Villiers, liet haar koppelen aan haar neef Lord George Hamilton en stuurde haar weg. Willem en Elizabeth zagen elkaar nooit weer.
Nog voordat de timmerlieden arriveerden om Kensington met rouwbekleding te voorzien, week Willem uit naar Richmond, het landgoed waar Mary was opgegroeid. Hij zonk in een zwart gat, at niet meer en raakte zodanig verzwakt dat zijn benen hem niet meer konden dragen. Hij wilde zelfs niet meer paardrijden en jagen, en helemaal geen bezoek ontvangen. Uiteindelijk keerde hij terug naar Mary’s geliefde Kensington en zocht zijn toevlucht in de drank. In die dagen sloot hij zichzelf het liefst op in de galerij van Kensington Palace, onbereikbaar voor zijn ministers en adviseurs. Alleen zijn jonge, nieuwe vertrouweling, Joost van Keppel, liet hij toe in zijn kleine, verdrietige wereld. Er werd gevreesd voor Willems leven en zelfs de bondgenoten van de Grote Alliantie aan de andere kant van de Noordzee begonnen zich zorgen te maken.
Willem schreef over zijn gemoedstoestand:
‘Eerst was ik het gelukkigste, nu het meest treurige wezen op deze aarde.’
De secretaris van Hans Willem Bentinck, Matthew Prior, beschreef de dramatische situatie aan het Hof beknopt met de beroemde zin:
‘Het marmer weent.’
Mary’s gebalsemde lichaam lag reeds opgebaard in Banqueting Hall* toen een bijvoegsel van haar testament werd ontdekt: Mary wenste een sobere begrafenis. Maar nu de voorbereidingen al zo ver waren gevorderd, kon Willem het niet meer opbrengen deze te veranderen. Op 5 maart 1695 werd Mary met pracht en praal, die zij niet wenste, begraven in de Westminster Abbey.* Het werd de allereerste koninklijke begrafenis die door het voltallige Parlement werd bijgewoond en Henry Purcell componeerde de aangrijpende begrafenismuziek, ‘Music for the Funeral of Queen Mary.’ Willem was zelf niet aanwezig bij Mary’s laatste reis van Banqueting Hall naar Westminster Abbey. Zijn emoties hadden hem uitgeput.
Met steun van Van Keppel hervond Willem zich uiteindelijk en in de loop van februari 1695 hervatte hij zijn werkzaamheden. En hoewel de Fransen hoopten dat Mary’s overlijden Willems positie als koning zou schaden, kregen zij ongelijk. Zoals in de Bill of Rights was vastgelegd, bleef Willem na het overlijden van Mary koning van Engeland en keerde zijn aandacht voor de oorlog tegen Frankrijk zowaar terug. Zodra de lente dat jaar losbarstte, bracht hij tijd door in de tuinen waar hij al wandelend overlegde met zijn adviseurs en ministers om een nieuwe strategie tegen Frankrijk te bespreken. Om de herinnering aan Mary levende te houden, zag hij toe op de voltooiing van het ziekenhuis voor gewonde zeelieden in Greenwich*, dat door haar geïnitieerd was. Hoewel het Willem keer op keer werd aangeraden, hertrouwde hij niet. Wie hem kende, zag dat hij slechts een schaduw was van de man die hij ooit was geweest.
In 1676 begon Willem voor het eerst serieus na te denken over een huwelijk met zijn Engelse nichtje Mary Stuart II. Even dreigde de prinses door de Franse Dauphin, de oudste zoon van Louis XIV, te worden weggekaapt. Dit zorgde ervoor dat Willem haast zette achter zijn huwelijk. Omdat de verbintenis een politieke kwestie, ‘een zaak van staat’, was, moest het eerst worden geautoriseerd. De Staten realiseerden zich dat deze liaison groot voordeel met zich meebracht. De prins van Oranje, zelf half Stuart, zou met dit huwelijk wellicht de twee koninklijke huizen herenigen wat een blijvende vrede tussen de Republiek en Engeland zou bevorderen. Zoals gebruikelijk in die tijd had Mary niets te zeggen en voor haar kwam het huwelijksaanzoek als een donderslag bij heldere hemel. Mary realiseerde zich op dat moment waarschijnlijk niet dat zij de Europese machtsbalans bepaalde.
Mary was slechts twaalf jaar oud toen zij op de Europese koninklijke huwelijksmarkt als ‘high goods’ werd gepresenteerd. Haar bijna twaalf jaar oudere neef gold als een onpopulaire kandidaat omdat hij te boek stond als lomp en onaantrekkelijk. Er zijn veel anekdotes over Willems ongemanierdheden. Zo schepte hij eens tijdens een diner alle doperwten op zijn bord en liet niets over voor zijn tafeldame. Willem leek weinig interesse te hebben voor het vrouwelijk geslacht, hield zich niet bezig met het veilig stellen van zijn dynastie en dus ook niet met huwelijksaanzoeken bij Europese hoven. Zijn omgeving des te meer. Het waren zijn vertrouwelingen die hem uiteindelijk deden inzien dat een huwelijk met zijn nichtje de Republiek en hemzelf voordeel zouden brengen. Voor de stadhouder werd daarmee een toekomstig koningschap een reële mogelijkheid. Toch leek een troonopvolging midden jaren zeventig voor Willem niet vanzelfsprekend ook al had Mary’s oom, de viriele koning Charles II, twaalf bastaarden verwekt bij zeven minnaressen, die onder geen beding in aanmerking zouden komen voor troonopvolging. Zijn vrouw, Catarina de Bragança, had drie miskramen gebaard wat betekende dat Charles zou worden opgevolgd door zijn broer de hertog van York, James II. Maar wanneer James stierf zonder een mannelijke erfgenaam, dan zou zijn oudste dochter Mary koningin van Engeland worden. En dat maakte haar een aantrekkelijke kandidate bij de Europese vorstenhuizen. De hertog van York hoopte in 1677 zijn dochter uit te huwelijken aan de oudste zoon van koning Louis XIV, de Dauphin. Dit zou de banden tussen Engeland en het katholieke Frankrijk versterken met mogelijk rampzalige gevolgen voor de Republiek.
Toen Willem zich eenmaal had laten overtuigen dat een huwelijk met zijn nichtje politiek en strategisch voordelig zou zijn, bleef hij benadrukken dat hij zijn leven door geen enkele vrouw zuur zou laten maken. Onder geen beding mocht Mary hem belemmeren in zijn politieke missie. Het is duidelijk dat Willem zich een hoofdrol toebedeelde in het huwelijk om daarmee de loop der dingen naar zijn hand te zetten. Een vrouw die hem thuis meer problemen gaf dan zijn vijanden op het slagveld vormde een nachtmerrie voor de ambitieuze stadhouder. De indruk dat Willem liever niet zou trouwen, versterkt de suggestie dat hij zich aangetrokken voelde tot mannen, maar bevestigt deze natuurlijk niet.
Willems vertrouwelingen, waaronder de sympathieke Sir William Temple en zijn vrouw Dorothy hadden hem verzekerd dat Mary beschikte over een inschikkelijk karakter. Zo kon Lady Temple de prins geruststellen dat Mary een passende kandidate was voor een man die wist dat een vrouw het wel eens moeilijk zou kunnen vinden met hem te leven. En hoewel dat Willem beviel, was dat voor hem bij lange na niet voldoende. Voordat hij zou instemmen met het plan, wilde hij, tegen de gewoonte in, zijn nichtje met eigen ogen zien. Pas daarna zou hij toestemming vragen aan de koning van Engeland - het aanzoek werd niet gedaan aan de vader van de beoogde bruid, de hertog van York, maar omdat het een politieke kwestie betrof, aan het staatshoofd koning Charles II, zowel Mary’s als Willems oom.
Op 17 oktober 1677 zeilde Willem met een kleine delegatie naar Londen om met Charles II te onderhandelen. Mary, op dat moment vijftien jaar, vermoedde niet dat het bezoek van haar Hollandse neef alles met haar te doen had. Willem kwam om te negotiëren over de verstandhouding tussen Engeland en de Republiek en dat Mary waarborg voor een blijvende vrede tussen de twee landen was, drong niet tot haar door. Willem liet er geen gras over groeien en hoewel Charles zijn best deed om Willems vraag te ontwijken, kwam zijn neef snel ter zake en stelde twee eisen: vrede tussen Engeland en de Republiek en de hand van Mary als onderpand voor die vrede. En voordat hij zijn aanzoek formeel zou doen, stond hij er op Mary te zien. De koning vond zijn Hollandse neef hoogst vermakelijk en curieus; prinsessen werden ongezien ten huwelijk genomen! Zelf had hij de Portugese koningin Catarina pas kunnen aanschouwen vlak voor de huwelijksceremonie in Londen. Maar schouderophalend stemde Charles toe. Willem kon tevreden zijn want Mary bleek vriendelijk, zachtmoedig en mooi bovendien - de Temples hadden de waarheid gesproken.
De hertog van York zag er niets in om zijn oudste dochter uit te huwelijken aan Willem. James haatte de Hollanders met wie hij verschillende zeeoorlogen had gevoerd en daarbij Willem nog het meest. Maar het huwelijk was een staatsaangelegenheid en de vaderlijke bezwaren van James telden niet. De koning suggereerde wel dat zijn neef te hard van stapel liep en stelde voor om allereerst de vrede te beklinken. Sir William Temple adviseerde Willem om naar de koning te luisteren, dat huwelijk kwam later wel. Maar Willem hield voet bij stuk; zonder huwelijk geen vrede.
Temple begreep dat Willem niet zou wijken - de prins bevestigde zijn reputatie als harde onderhandelaar. Temple kreeg zelfs onomwonden te horen dat als de koning de hand van zijn nichtje niet zou geven, Willem Engeland tot zijn vijand zou verklaren. Temple bezorgde de boodschap bij de koning die nu de keuze had tussen oorlog of vrede. Charles wist waartoe de Hollanders en zijn neef in staat waren; de aanval op de scheepswerven bij Chatham (1667) en de vernedering die daar het gevolg van was, lag nog vers in zijn geheugen. Lord Danby en andere voorstanders van de liaison tussen Willem en Mary deden hun best de koning te overtuigen van het voordeel van dit protestantse huwelijk. De onrust onder het volk rond de steeds waarschijnlijker wordende troonopvolging door zijn katholieke broer, zou er door afnemen, een argument dat gewicht in de schaal legde bij Charles - en dus zou Mary haar onaantrekkelijke Hollandse neef trouwen.
Mary werd in 1662 in Londen geboren en was net zo ongewenst als haar moeder destijds, Lady Anne Hyde, de hertogin van York. In zijn dagboeken laat de hoveling Samuel Pepys l zich regelmatig vijandig uit over Anne Hyde. Naar aanleiding van Mary’s geboorte scheef hij:
‘De hertogin is bevallen van een dochter waar niemand blij mee is.’
Hoewel James van zijn dochter Mary hield, had hij gehoopt op een zoon. Hun eerste kind, Karel, hertog van Cambridge, was in zijn eerste levensjaar gestorven. Hoewel een toegewijde vader, was James ook een echtgenoot die er veel minnaressen op na hield, bijvoorbeeld Arabella Churchill, de zus van John Churchill, en later Catherine Sedley. Zelfs voor die tijd, waar het hebben van maîtresses gebruikelijk was, stond de hertog van York te boek als een rokkenjager. Iets dat hij zich zelf, als recht katholiek, verweet.
Raadgevers van koning Charles II suggereerden om Mary, en later ook haar zusje Anne, uit de katholieke invloedssfeer van haar ouders te halen. De koning had zijn lessen uit het turbulente verleden geleerd. Dat zijn broer James het katholieke geloof aanhing, was één ding - zelf was hij ook niet ongevoelig voor de Roomse rituelen. Maar voor velen onder de protestantse meerderheid in Engeland stond het katholicisme gelijk aan tirannie en onderdrukking. Charles zag in dat het de rust zou bevorderen wanneer Mary een protestantse vorming zou krijgen. Zo groeide Mary, en later ook Anne, op veilige afstand van het Hof in Londen op. Haar tijd bracht ze godvrezend door in het paleis van Richmond*, een van de buitenverblijven van de Stuarts dat in 1669 eigendom werd van de hertog van York, Mary’s vader. De weelderige feesten, seksuele intriges en schandalen van Whitehall bleven Mary grotendeels bespaard. In plaats daarvan kreeg zij dagelijks protestants godsdienstonderwijs en leerde ze lezen en schrijven. Een mogelijke troonopvolgster moest natuurlijk behoorlijk onderricht worden maar Mary was geen uitmuntende leerling. Wel sprak ze haar talen en ontwikkelde ze zich tot een getalenteerd danseres. Biografen spreken over een aangeboren gratie en een feilloos maatgevoel.
Mary’s moeder, Anne Hyde, stierf in 1671 en de kans is groot dat de hertog van York zich opgelucht voelde na de dood van zijn vrouw die hij tegen zijn zin had moeten trouwen. Zij had hem acht kinderen geschonken waarvan slechts twee de volwassenheid zouden bereiken: Mary en Anne. In 1673 hertrouwde James met de sensuele, vijftienjarige Mary van Modena, slechts vier jaar ouder dan zijn oudste dochter. Ze was rank, slank en een uitstekend amazone. Met Mary van Modena, uit de cirkel van Versailles, zou James uiteindelijk wel een zoon krijgen.
Toen James zijn dochter op de hoogte moest stellen van haar aanstaande huwelijk met haar neef, barstte het meisje in snikken uit. Niemand in de hofhouding kon haar troosten. Haar zusje Anne maakte Mary’s drama nog groter en noemde hun neef spottend Caliban, de misvormde zoon van de heks Sycorax uit ‘De Storm’ van Shakespeare. Mary stak bijna een hoofd uit boven de gebochelde Willem. Zelfs koningin Catarina de Bragança, die normaliter invloed op Mary had, wist haar niet te kalmeren. Verbolgen beende Mary door de marmeren gangen van het paleis in Richmond en beklaagde zich tegen een ieder die het horen wilde; trouwen met haar lelijke Hollandse neef, hoe konden ze het haar aandoen.
Na enkele dagen begon Willem zich te ergeren aan Mary’s gejammer en geklaag en hij liet weten dat de prinses beter op kon houden met deze idiote aanstellerij. Ze was immers in goede handen, zijn handen. Willem beloofde Mary dat ze van Holland zou gaan houden. Van Bragança riep Mary nu streng tot de orde, in zekere zin was de koningin een tweede moeder voor haar. De koningin opperde dat Mary niet de enige prinses was die haar land vaarwel moest zeggen vanwege een huwelijk: ook zij moest Portugal destijds achter zich laten. Mary trouwde nota bene met haar bloedeigen neef, Van Bragança moest destijds een haar onbekende koning trouwen. Maar Mary antwoordde verbitterd:
‘Hoe kunt u het zeggen! U gíng naar Engeland en ik ga eruit!’
Maar Willem zou gelijk krijgen. Mary ging inderdaad van Den Haag houden en Den Haag van haar. Niet alleen dat, Mary voelde zich uiteindelijk thuis in de Republiek en samen met Willem bracht zij regelmatig tijd door in de buitenverblijven in Honselersdijk, Dieren en later Het Loo. In de lentes van 1678 en 1679 had Mary miskramen. Deze teleurstellingen wogen zwaar op haar gemoedstoestand en veroorzaakten depressies. Gesteund door haar sterke geloof, kwam ze de tegenslagen uiteindelijk te boven. Tijdens Willems afwezigheid bracht zij tijd door met het verzamelen van porselein, juwelen en zijde. Aanvankelijk verwaarloosde Willem zijn huwelijk en van passie tussen het paar was geen sprake. Mary kon het slecht verdragen dat Willem een verhouding had met haar hofdame, Elizabeth Villiers, en raakte daardoor regelmatig van streek. Als Mary een reden kon verzinnen Villiers te weren, dan gebruikte zij die. In de loop van hun huwelijk begonnen Willem en Mary meer tijd samen door te brengen en deelden ze een belangstelling voor tuincultuur die tot uiting kwam in weelderige fonteinen, cascades, sculpturen en waterwerken. De tuinen die zij lieten aanleggen in Het Loo* en later in Kensington House* en Hampton Court* werden wereldberoemd. De genegenheid groeide en uit Willems latere brieven aan Mary spreekt uiteindelijk een innige liefde.
Toen Mary op 28 december 1694 in Kensington stierf aan de gevolgen van de pokken, was Willem verslagen. Haar ring met de robijn, zijn allereerste geschenk aan haar, droeg hij daarna aan een zijden lint om zijn hals en hij bracht uren in gebed door en toonde daarbij dezelfde vroomheid als Mary. Zoals hij Mary op haar sterfbed beloofd had, verbrak hij alle contacten met Elizabeth Villiers, liet haar koppelen aan haar neef Lord George Hamilton en stuurde haar weg. Willem en Elizabeth zagen elkaar nooit weer.
Nog voordat de timmerlieden arriveerden om Kensington met rouwbekleding te voorzien, week Willem uit naar Richmond, het landgoed waar Mary was opgegroeid. Hij zonk in een zwart gat, at niet meer en raakte zodanig verzwakt dat zijn benen hem niet meer konden dragen. Hij wilde zelfs niet meer paardrijden en jagen, en helemaal geen bezoek ontvangen. Uiteindelijk keerde hij terug naar Mary’s geliefde Kensington en zocht zijn toevlucht in de drank. In die dagen sloot hij zichzelf het liefst op in de galerij van Kensington Palace, onbereikbaar voor zijn ministers en adviseurs. Alleen zijn jonge, nieuwe vertrouweling, Joost van Keppel, liet hij toe in zijn kleine, verdrietige wereld. Er werd gevreesd voor Willems leven en zelfs de bondgenoten van de Grote Alliantie aan de andere kant van de Noordzee begonnen zich zorgen te maken.
Willem schreef over zijn gemoedstoestand:
‘Eerst was ik het gelukkigste, nu het meest treurige wezen op deze aarde.’
De secretaris van Hans Willem Bentinck, Matthew Prior, beschreef de dramatische situatie aan het Hof beknopt met de beroemde zin:
‘Het marmer weent.’
Mary’s gebalsemde lichaam lag reeds opgebaard in Banqueting Hall* toen een bijvoegsel van haar testament werd ontdekt: Mary wenste een sobere begrafenis. Maar nu de voorbereidingen al zo ver waren gevorderd, kon Willem het niet meer opbrengen deze te veranderen. Op 5 maart 1695 werd Mary met pracht en praal, die zij niet wenste, begraven in de Westminster Abbey.* Het werd de allereerste koninklijke begrafenis die door het voltallige Parlement werd bijgewoond en Henry Purcell componeerde de aangrijpende begrafenismuziek, ‘Music for the Funeral of Queen Mary.’ Willem was zelf niet aanwezig bij Mary’s laatste reis van Banqueting Hall naar Westminster Abbey. Zijn emoties hadden hem uitgeput.
Met steun van Van Keppel hervond Willem zich uiteindelijk en in de loop van februari 1695 hervatte hij zijn werkzaamheden. En hoewel de Fransen hoopten dat Mary’s overlijden Willems positie als koning zou schaden, kregen zij ongelijk. Zoals in de Bill of Rights was vastgelegd, bleef Willem na het overlijden van Mary koning van Engeland en keerde zijn aandacht voor de oorlog tegen Frankrijk zowaar terug. Zodra de lente dat jaar losbarstte, bracht hij tijd door in de tuinen waar hij al wandelend overlegde met zijn adviseurs en ministers om een nieuwe strategie tegen Frankrijk te bespreken. Om de herinnering aan Mary levende te houden, zag hij toe op de voltooiing van het ziekenhuis voor gewonde zeelieden in Greenwich*, dat door haar geïnitieerd was. Hoewel het Willem keer op keer werd aangeraden, hertrouwde hij niet. Wie hem kende, zag dat hij slechts een schaduw was van de man die hij ooit was geweest.
Dit is hoofdstuk negen uit 'Koning in Europa.'
© 2016 - 2017 Yolande van der Deijl / Edna MacLoy
© 2016 - 2017 Yolande van der Deijl / Edna MacLoy
Proudly powered by Weebly